A-Z Genera Species Reset






Archief

Primula veris wilde vorm - Sleutelbloem

Primulaceae

Primula veris wilde vorm


Standplaats:   zon-halfschaduw

Kleur:   geel

Bloeitijd:   mrt - mei

Hoogte:   30 cm

Planten per m²:   7


Het wilde type van de Gewone Sleutelbloem is een goede plant die wat droger kan staan dan de P. elatior. De welriekende bloemen zijn dooiergeel en staan in een soort kluwen dicht tegen elkaar aan. Vaak hebben ze elk vijf oranje vlekken in de keel. Ook zijn de vrij grote, lichtgroene kelkblaadjes duidelijk aanwezig. Een leuke kleur, die we in het voorjaar goed kunnen gebruiken. De soort is in ons land zeer zeldzaam geworden. In Zuid-Limburg heb je nog de meeste kans om hem tegen te komen.



PRIMULA algemeen

Een zeer groot, tot de verbeelding sprekend geslacht, met veel uiteenlopende groei- en bloeivormen. Iedereen kent natuurlijk wel de Sleutelbloemen, waarvan er drie soorten inheems zijn in ons land. Dat zijn de Slanke, de Gulden- en de Stengelloze Sleutelbloem, waarvan de laatste twee op de rode lijst staan en in aantal afnemen. Alhoewel onze inheemse soorten van nature op vrij vochtige, voedselrijke en vaak kalkhoudende grond voorkomen, zijn ze in de tuin minder kieskeurig. Zelfs hier op het zure zand zaait de P. elatior zich rijkelijk uit. Vocht is het belangrijkste punt. Plant ze daarom op lichte grond zodanig dat de hete middagzon geen vat op ze heeft. Dat geldt eigenlijk voor alle Primula's. Een extra humusgift wordt natuurlijk zeer gewaardeerd! Er zijn iets van 500 soorten Primula's, waaronder ook vele heel bijzondere alpine soorten. Die zijn bijna niet te kweken en daarom vindt u ze hier ook niet. Heel gemakkelijk groeien de Etageprimula's, zoals P. japonica. Ze moeten wel vochtig staan, bijvoorbeeld bij de vijver. Hebben ze het naar hun zin dan vind je honderden zaailingen. Niet onvermeld mogen de Barnhaven Primula's blijven. Daar kweken we er best veel van omdat ze ons zo goed bevallen. Zij kweken al ruim 80 jaar Primula's die als tuinplant goed presteren. Het zijn voornamelijk kruisingen tussen de gemakkelijk groeiende, inheemse soorten en de Kaukasische P.juliae, in alle mogelijk denkbare kleuren, zonder dat ze te grof en te kunstmatig aandoen.