De naam Lipvaren komt van het ronde vliesje wat de sporenhoopjes bedekt. Ze volgen precies de randen van de veertjes. Het is een groot varengeslacht, niet inheems in Nederland. Ze komen uit alle windstreken, Europa, Noord-Amerika, Nieuw-Zeeland. Steeds meer soorten worden in cultuur genomen en kunnen de Nederlandse winters prima aan. Wat ze gemeen hebben is dat ze graag zonnig staan, ongewoon voor een varen, en 's winters beslist niet te nat. Heb je een rotstuin of een spleet tussen wat stenen, dan zijn deze varentjes beslist niet moeilijk. Heel kenmerkend voor de Lipvarentjes zijn de omgerolde veertjes (varenblaadjes) die ten eerste de verdamping tegen gaan en bovendien de sporenhoopjes beschermen.